Voordat je begint met fokken is het verstandig om eerst wat informatie in te winnen via een ervaren fokker of via de vereniging. Daarnaast is het verstandig om te kijken of er genoeg interesse is voor de biggen. Het is dan ook verstandig om eerst een wachtlijstje te hebben of om één toom per keer te fokken. Hierdoor voorkom je dat je uiteindelijk met een toom biggen blijft zitten. In het stuk hieronder zal inhoudelijk ingegaan worden op het fokken.
Het aantal Kunekunes in Nederland is heel klein (enkele honderden in totaal, met slechts 4 berenlijnen en 7 zeugenlijnen).B ij het fokken zonder stamboek (en het daarbij behorende fokprogramma) is inteelt echt onvermijdelijk. Inteelt vergroot de kans op erfelijke aandoeningen, een zwakke gezondheid en een sterk afgenomen levensverwachting. Daarom maken fokkers van de KKVN gebruik van het fokprogramma ZooEasy. Dit zorgt ervoor dat het inteeltpercentage laag blijft (in elk geval kleiner dan 6,2%), en dat erfelijke aandoeningen minder kans krijgen om op te treden. ZooEasy wordt gebruikt om voorafgaand aan een dekking te kijken welke beer-zeug-combinatie het meest geschikt is. Hierbij rekening houdende met variantie, inteeltpercentage en gezondheidskenmerken. Het is in belang van het ras om alleen met geschikte, gezonde dieren te fokken. Het inteeltpercentage kan met behulp van Zooeasy berekend worden. Zodra er een goede beer-zeug-combinatie gevonden is, kan er op afspraak met de berenhouder een dekking geregeld worden. Hierbij is het van belang dat de eigenaar van de zeug, op de hoogte is van de berigheidscyclus. Na de dekking blijft de zeug nog een cyclus lopen bij de beer, om zeker te zijn dat ze niet opnieuw berig wordt. Indien ze niet meer berig wordt, zal ze hoogstwaarschijnlijk drachtig zijn.
De draagtijd ( zwangerschap ) duurt ongeveer 116 dagen in Kunekunes – ‘3 maanden , 3 weken , 3 dagen ‘ . Breng de zeug ten minste 1 week voor de biggen verwacht worden naar de kraamstal. Dit is het ideale moment om de zeug te ontwormen voor het werpen . Een paar uur voor het werpen van de zeug zal ze vaak nesten – het verzamelen van plantaardig materiaal naar een kraamstal gebied te maken . Zorg ervoor dat er genoeg strooisel beschikbaar – zaagsel, schaafsel , stro, hooi . Het gebruik van een warmte- lamp achter een kraamstal rail kan helpen om doodliggen te voorkomen. Kunekune zeugen zijn meestal uitstekend moeders en hebben zelden moeite met de bevalling en zullen niet vaak agressief zijn naar de biggen. Pletten van de biggen kan soms voorkomen , met name als de zeug overgewicht heeft of ‘ te rustig ‘ is en niet opstaat als ze een biggetje hoort piepen. Het is een goed idee om een plank aan de onderkant van de deuropening te hebben voor de eerste 3 dagen om te voorkomen dat de biggen verdwalen , maar de plank moet niet te hoog zijn, want dan kan de zeug moeite hebben om eroverheen te stappen als haar uier dicht bij de grond hangt. Wees voorzichtig met waterbakken hierin kunnen biggen verdrinken.
Biggen hebben, als ze geboren worden, vaak een ijzertekort. Via de moedermelk krijgen ze niet genoeg ijzer binnen. Als de biggen een paar dagen oud zijn, krijgen ze daarom meestal een ijzervoedingssupplement of een ijzerinjectie. Bij biggen die al in hun eerste levensdagen een onverharde uitloop of weitje tot hun beschikking hebben, is dat eigenlijk niet nodig. Als ze naar hartenlust kunnen wroeten in humusrijke aarde, krijgen ze automatisch voldoende ijzer binnen. Bij zeer arme grond en bij biggen die binnen gehouden worden, kan het een optie zijn om een lage bak met goed verteerde compost of potgrond in de stal te zetten. Het gewroet hierin zorgt ook voor de benodigde ijzeropname. Er moet dan wel worden opgelet dat alle biggen genoeg binnen krijgen.
Kune kune biggen kunnen vanaf 8 tot 10 weken gespeend worden. Op welke leeftijd de biggen worden gespeend kan variëren per fokker. Zodra de zeug begint met het afweren van de biggen , is het een goed idee om de biggen te voorzien van voer in een aparte ruimte waar de zeug niet bij kan komen . Sommige fokkers laten de biggen voor het gemak bij de zeug .De biggen zullen zich zelf spenen als ze ongeveer 4 maanden oud zijn. Het is meestal een goed idee om de voedselhoeveelheid van de zeug te verlagen zodra de biggen gespeend zijn of de zeug te dik wordt. De gemiddelde worpgrootte is 6 tot 8 biggen , hoewel de eerste nesten van maximaal 12 biggen niet ongebruikelijk zijn. Als een zeug ouder wordt , kan het aantal biggen per worp verminderen , maar zeugen kunnen vaak blijven reproduceren tot een leeftijd van ongeveer 8 jaar. Het aantal biggen per zeug wordt niet alleen bepaald door de genetische aanleg maar ook door de omgevingsfactoren. Natuurlijk blijft het belangrijkste om gezonde biggen te krijgen.
Om de biggen te registreren kan er een stamboek aangevraagd worden voor de biggen, zodra de nieuwe eigenaar bekend is, of zodra besloten wordt dat de big gehouden wordt bij de fokker. Dit kan via de KKVN website bij stamboomaanvraag. Zodra dit afgerond is, is de big officieel opgenomen in het stamboek. Voor het aanhouden van intacte beren, geldt een ander proces. Dit is te lezen in het artikel dekberen.
Stijn Lemmers
Voorzitter Kunekune Vereniging Nederland
Secretaris Stichting Stamboek Kune Kunes
Dekberen zijn belangrijk voor het ras. De gemiddelde dekbeer heeft (veel) meer nakomelingen dan de gemiddelde fokzeug, en drukt daardoor een veel groter genetisch stempel op de populatie. Daarom is het belangrijk dat veel aandacht wordt besteed aan de keuze, welke beertjes als toekomstig dekbeer mogen fungeren. Hiervoor is het noodzakelijk dat met een kritisch en ervaren oog gekeken wordt naar de geschiktheid.
Uit recent wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat erfelijke ziekten in een populatie onvermijdelijk toenemen, wanneer er te weinig dekberen (-rammen, -stieren, -reuen enz.) beschikbaar zijn. Een dekbeer zou volgens dit onderzoek in het ideale geval aan maximaal 5% van de dieren die er in de populatie aanwezig zijn, verwant mogen zijn. Wanneer dekberen snel vervangen zouden worden, al na enkele dekkingen, dan zou dat wel haalbaar zijn. De realiteit is echter, dat onze dekberen vaak jarenlang als zodanig dienst doen. Dat is wel begrijpelijk; onze kunekunes (ook de beren) zijn immers merendeels gezelschapsvarkens, die we niet al na enkele dekkingen zullen afdanken c.q. laten slachten. En het castreren van een volwassen beer is ook geen kleinigheid. Deze beren hebben daardoor al snel in onze kleine varkenspopulatie een onverantwoord hoog percentage nakomelingen. Daarom hebben we meer fokberen nodig, die slechts af en toe worden ingezet. Het aantal biggen dat jaarlijks geregistreerd wordt in aanmerking nemend, schatten wij dat om een gezonde populatie in stand te houden er in Nederland minimaal 20 dekberen beschikbaar zouden moeten zijn.
De KKVN wil dan ook aanmoedigen dat er meer fokberen komen. Anderzijds willen we er ook voor waarschuwen, dat intacte beren niet zonder meer geschikt zijn als gezelschapsdier. Er zijn veel zeer vriendelijke en rustige intacte kunekune beren, maar het is goed om je te realiseren dat een intacte beer onvoorspelbaar en soms gevaarlijk gedrag kan vertonen, met name wanneer er een berige zeug in de buurt is. Agressie is vrij zeldzaam maar komt wel voor; ook in Nederland zijn daar helaas enkele nare ervaringen mee opgedaan. Een intacte beer is dus zeker niet een ideaal huisdier in bij voorbeeld een gezin met kleine kinderen!
Dat gezegd hebbende, wil de Kunekune vereniging stimuleren dat meer dekberen gehouden worden door verantwoordelijke fokkers, die weten waar ze aan beginnen. Wanneer u overweegt om van uw toom biggen een beertje intact te laten, maar nog niet veel ervaring hebt met het selecteren van fokdieren, aarzel dan niet om advies te vragen aan een ervaren fokker! Te vaak wordt de keus voor een fokbeertje bepaald aan de hand van de kleur (mooie c.q. populaire vachtkleur) en het aantal piri’s. Kleur is echter in feite volledig onbelangrijk, en de aanwezigheid van 2 piri’s is als typisch raskenmerk leuk , maar ook ondergeschikt aan veel belangrijker kenmerken. Lang- of kortneuzig, hoog- of laagbenig, klein of groot, het zijn geen aspecten waarop geselecteerd zou moeten worden. Het liefst zien we juist een grote variatie aan dekberen, zodat iemand bij voorbeeld bij zijn kortneuzige laagbenige zeugje een partner kan zoeken met een wat langere snuit en poten, om overdreven
eigenschappen bij de biggen te voorkomen.
Waar wel op geselecteerd moet worden, zijn met name gezondheidsaspecten.
Erfelijke (of mogelijk erfelijke) afwijkingen sluiten een beertje uit van het dekbeerschap. Angstige of niet sociale dieren zouden wij ook niet als fokdier willen selecteren. We willen het (gezien al het bovenstaande) zeker niet te moeilijk maken voor onze leden om een dier als dekbeer aan te houden. We menen echter als KKVN wel een aantal minimumeisen te moeten stellen waaraan een dekbeer moet voldoen om op de KKVN website als dekbeer te worden vermeld.
Deze eisen zijn:
1. geen lies-/balzakbreuk
2. geen crytorchisme of monorchisme (binnenberen)
3. geen afwijkende voet- of beenstand (b.v. doorgezakte of sterk uitdraaiende voeten)
4. geen andere aangeboren afwijkingen,
b.v. gespleten verhemelte, gebitsafwijkingen (waardoor voedsel-inname wordt bemoeilijkt), hartafwijkingen enzovoorts.
Wij willen aanmoedigen dat eigenaren van dekberen naast goed gelijkende foto’s van hun dier tevens een dierenartsverklaring overleggen, waaruit blijkt dat de beer geen van de bovengenoemde gebreken vertoont. Beren met een dergelijke dierenartsverklaring zullen op de KKVN website worden aangeduid als goedgekeurde/aanbevolen dekbeer.
Nogmaals, bij twijfel of vragen over het al of niet geschikt zijn van een beertje als fokdier: vraag advies van een ervaren fokker!
Dinant Sok
Voormalig secretaris Stichting Stamboek Kune Kunes